In een zaaltje van Fillip Studios aan de Coehoornstraat in Arnhem komen op een donderdagochtend in februari dertien personen bijeen die actief zijn in het onderwijs of in de culturele sector. Het gaat onder meer om de onderwijsadviseur van Marant, de directeur van de Mauritiusschool in Rheden, de docent beeldende kunst op de HAN Pabo en de hoofd educatie en interactie bij het Kröller-Müller Museum. Ze zijn allemaal op de een of andere manier bezig met kunst en techniek en met de vraag hoe het onderwijs kinderen kan voorbereiden op een snel veranderende samenleving. Het is een gedreven groep. Nadat de agenda voor deze bijeenkomst is doorgesproken, vinden er meteen uitwisselingen plaats. Zo is de coördinator van Beeldende Kunst en Vormgeving aan ArtEZ op zoek naar een stageplek voor een student die gespecialiseerd is in kunst, wetenschap en technologie. Er komen verschillende bruikbare suggesties ter tafel, waarbij de stage ook iets kan bijdragen aan de ontwikkelingen in het cultuuronderwijs.
Innovatieve projecten aan de hand van onderzoeksvragen
‘Het doel van de LAB’s is om de culturele professional van de toekomst te bereiken,’ vertelt Miranda Siemelink. ‘Dit gebeurt door de samenwerking met HAN Pabo en ArtEZ, en door het mogelijk maken van innovatieve projecten. In die projecten werken verschillende partijen in het werkveld samen aan de hand van onderzoeksvragen die weer aansluiten bij het curriculum van de Pabo en de vakdocentenopleidingen van ArtEZ.’
Het idee hierachter is dat de basisschoolleerkracht vaak al de handen vol heeft met de werkzaamheden van alledag, waardoor hij of zij nauwelijks toekomt aan het nadenken over het onderwijs van de toekomst.
Siemelink: ‘Het is ook moeilijk om daar in het onderwijs ruimte voor te creëren en er vervolgens mee aan de slag te gaan. Dat gebeurt nu wel in de LAB’s.’
De LAB’s zijn onderdeel van de Gelderse uitvoering van ‘Cultuureducatie met Kwaliteit’ (CMK). Dit is een stimuleringsprogramma van de rijksoverheid en de provincie Gelderland dat de samenwerking tussen scholen en culturele instellingen en de deskundigheid van leerkrachten en vakdocenten bevordert. Daarnaast draagt het programma bij aan het ontwikkelen van doorlopende leerlijnen en 21e-eeuwse vaardigheden.