Op vrijdag 13 december schuif ik aan bij de werkpresentatie van Interval. De voorstelling begint. De lichten gaan langzaam aan waardoor de kleding van de spelers begint te schitteren. Op een eigenzinnige manier wordt de aandacht keer op keer naar een andere speler getrokken. De één leunt achterover, de ander hoest. Als losse stukken gereedschap uit een gereedschapskist smelten de spelers samen tot een een magische voorstelling.
Na afloop ben ik ontroerd. Niemand is hier de ander. Binnen de vier muren van de theaterzaal stel ik mij voor hoe de wereld eruit zou kunnen zien. Ik ervaar een wereld waar iedereen in zijn of haar persoonlijke kracht gezet wordt door het maken van kunst.
Er volgt een prikkelend nagesprek waarbij de studenten en de spelers vertellen over hun ervaringen. Zo vertelt een van de studenten dat ze door Speels Collectief is gaan nadenken in wat voor maatschappij we eigenlijk leven. Een participatiemaatschappij waarbij leiderschap en zelfregie belangrijk zijn. Tijdens het repeteren werd bijvoorbeeld gebruik gemaakt van een dirigentenopdracht, waarbij elke speler een keer de leiding kreeg. Dit zorgde voor een extra spark in de ogen van de deelnemers en die is ook in de voorstelling terug te zien.
Deze voorstelling laat voor mij zien waar we naartoe gaan als samenleving, er is behoefte aan crossovers. Stevige verbindingen leggen tussen verschillende werkvelden is hierbij noodzakelijk, maar nog niet vanzelfsprekend. De samenwerking tussen de Social Workers en het Speels Collectief geeft gehoor aan deze behoefte. Zie, hoor en leer van elkaar. Maar wat vooral belangrijk is: versta elkaar. Alleen als je elkaars taal leert spreken kun je samen groeien. Samen de focus op het ontwikkelen van je talent. Samen kunst maken.